3

Er was weinig ruimte tussen de geparkeerde auto's op de gracht.

Ze stonden wat schuin naast elkaar met de band van het linkervoor-

17                                                            

wiel tegen de ijzeren beschermstang die de gemeente Amsterdam

langs de wallekanten aan had laten brengen om de wagens voor een

duik in het vuile grachtwater te behoeden.

De Cock scheen met zijn zaklantaarn langs de portieren. Aan de

wagen rechts van hem was een duidelijk glijspoor te zien. Het vuil

van het linkervoorportier was in een lichte boog weggeveegd. Het

slachtoffer moest, zo concludeerde De Cock, in zijn val met zijn

rug langs het portier zijn gegleden. De rechercheur knielde bij de

dode neer en scheen hem in het gelaat. De man kwam hem bekend

voor. Hij meende hem eens te hebben ontmoet. .. met hem gespro-

ken te hebben. Koortsachtig tastte hij zijn herinnering af. Maar het

antwoord bleef weg.

Hij drukte het hoofd van de jongeman iets opzij en bekeek de

strangulatieplekken. Ze hadden bijna dezelfde structuur als de

plekken die hij aan de hals van Erik Baveling had gezien. Moei-

zaam kwam hij overeind. Zijn oude knieën kraakten. Vanuit de

hoogte liet hij het lichtend ovaal nog eens over het gezicht van de

dode glijden. Toen schoof hij tussen de auto's door naar Vledder,

die op de rijbaan stond en gaf hem de zaklantaarn.

'Ga eens kijken. Ik dacht dat ik hem kende.'

De jonge rechercheur liep langs hem heen en verdween in de

nauwe ruimte tussen de beide wagens. Na een paar seconden was

hij terug. Hij zag bleek en zijn onderlip trilde. Hij zwaaide zijn

rechterarm naar achteren. 'Dat... eh, dat... eh,' stotterde hij, 'dat

is ook een junk.'

De Cock keek hem onderzoekend aan.

'Ken je hem?'

Vledder knikte heftig.

'Jean-Paul Stappert. Tot voor een jaar geleden zat hij minstens

eenmaal in de maand bij ons in de cel.'

De Cock trok nonchalant zijn schouders op.

'Zijn gezicht kwam mij bekend voor.'

Vledder grijnsde.

'Je zou hem moeten kennen. Maar je hebt je nooit met die simpele

junkdiefstalletjes willen bemoeien. Daar voelde je je te hoog voor.'

De Cock schudde zijn hoofd.

'Dat is het niet,' sprak hij verontschuldigend. 'Ik heb het een paar

maal geprobeerd. Echt. Maar het zijn van die stomme verdachten.

Je kunt met die verslaafden geen zinnig gesprek voeren. Ze leven

18                                                               

niet... niet werkelijk. Ze existeren alleen nog. Geestelijk zijn ze

afgestompt... niet meer toegankelijk.'

'Daarom laat je het de jongeren doen.'

Het klonk als een verwijt.

De Cock reageerde niet. Hij had, toen hij als jong rechercheur aan

het bureau Warmoesstraat kwam, ook de vervelende karweitjes

moeten opknappen. Hij achtte het niet meer dan rechtvaardig dat

die traditie werd voortgezet.

'Wat weet je van hem?'

'Van Jean-Paul Stappert?'

'Ja.'

Vledder maakte een onzeker gebaartje.

'Een verslaafd konijn, niet echt crimineel, maar een jongen die

kloterige diefstalletjes pleegde om aan geld voor heroïne te

komen.'

'Hij ziet er niet uit als een junk.'

Vledder schudde zijn hoofd. Hij had een ergerlijke trek op zijn

gezicht. 'Nee,' riep hij wild. 'Jean-Paul Stappert verbaast mij...

net zoals die dode Erik Baveling mij verbaasde.'

'Hoezo?'

Vledder spreidde trillend zijn beide handen. Hij zocht naar woor-

den om zijn gevoelens te vertolken. 'Het is net,' begon hij opge-

wonden, 'alsof ze gereclasseerd zijn... gewassen, door een man-

gel gehaald... Opnieuw geboren. Hun gezichten zijn nog wel zo'n

beetje hetzelfde. Toch zijn ze anders. Er is iets met hen gebeurd, in

positieve zin.'

Hij zwaaide zijn rechterarm weer naar achteren. 'Ik wist dat deze

jongen spoot. Jaren. Ik heb nu zijn beide armen bekeken... weg...

niets meer te zien. Geen zwerende punctieplekjes meer, gaaf,

clean!' Vledder zweeg even. De emotie lag nog op zijn gezicht.

Plotseling werden zijn ogen groot. 'Er zal toch geen maffe maniak

rondlopen, die bezig is om alle afgekickte junks uit te moorden?'

Zijn mond zakte open. Het idee verbijsterde hem. 'Mijn hemel,'

hijgde hij ontzet, 'dan kunnen we nog wat beleven.'

De Cock beet op zijn onderlip. Het betoog van zijn jonge collega

had hem meegesleept, maar niet verwarmd. De nachtkou klom in

zijn botten. Uit het grachtwater stegen kille nevels op. Hij trok de

kraag van zijn regenjas wat omhoog en dacht na over de wurgende

maniak.

19                                                               

Hij keek eens rond. Het was stil op de gracht. Aan de wallekant

tussen de auto's scharrelde een eenzame rat. Het dier snuffelde

even aan de dode Jean-Paul Stappert en glipte toen weg achter een

wiel. Verderop, in de Raadhuisstraat, gierde een late tram naar de

remise.

De Cock zuchtte diep.

'Wacht jij op de meute? Ik heb geen zin om jeremia's aan te horen

om twee lijken zo kort achter elkaar. Vooral Van Wielingen zal de

smoor in hebben dat hij weer moet komen opdraven.'

Vledder knikte gelaten.

'Wat ga jij doen?'

Op het gezicht van De Cock kwam een harde trek.

'Een pensionhoudster goede nacht wensen.'

Met een brede grijns op zijn gezicht bonsde De Cock een forse

roffel op de keukendeur. Hij wist dat achter de keuken de woon- en

slaapvertrekken van de pensionhoudster lagen. Jaren geleden had

hij hier eens een onderzoekje gedaan naar een brand, die op een

nogal mysterieuze wijze in die keuken was ontstaan. Het was een

vreemde combinatie tussen een vlam in de pan en een gesprongen

fles benzine, die om onverklaarbare redenen in de nabijheid had

gestaan.

Hij vroeg zich af of het pension nog dezelfde eigenaresse had.

Toen had hij de stellige indruk, dat de vrouw zich door brandstich-

ting uit de problemen had willen helpen. Het bewijs daarvoor had

hij nooit kunnen leveren, maar de indruk was gebleven.

Hij grinnikte wat mat voor zich uit. Hoeveel misdadigheid had hij

tijdens zijn lange loopbaan als rechercheur reeds verwerkt, opgete-

kend in duizenden ambtelijke rapporten en processen-verbaal. Een

echte schrijver zou ze tot lijvige boekwerken kunnen omtoveren.

Omdat zijn eerste bonzen geen resultaat had, trommelde hij op-

nieuw een roffel op het middenpaneel. Het geluid galmde langs

trappen en portalen omhoog, weerkaatste tegen de witgekalkte

muren.

Na een paar minuten werd de keukendeur voorzichtig geopend.

Door een kier blikte hem een paar groene ogen fel en kwaadaardig

aan.

'Bent u gek geworden?'

De Cock schudde zijn hoofd.

20                                                         

'Nog niet... helemaal.'

'Wie bent u?'

De Cock drukte de deur wat verder open en herkende het gezicht.

'Mijn naam is De Cock,' sprak hij gelaten, 'met ceeooceekaa.

Voor het geval dat u een klacht over mij gaat schrijven. Ik had mijn

naam dan graag goed gespeld.'

De vrouw hield haar hoofd een beetje scheef.

'Recherche?'

De Cock knikte. Hij zag aan haar ogen dat hij in haar herinnering

opdook.

'Ik wil met u praten... niet meer over een brand, maar over de

jongeman die u vanavond dood in zijn kamer hebt aangetroffen. Ik

heb van mijn jonge collega begrepen, dat uw bereidheid tot mede-

werking niet bijster groot was.'

Ze kneep haar dunne lippen op elkaar.

'Ik wil er niets mee te maken hebben.'

De Cock schonk de vrouw een beminnelijke glimlach.

'Dat zal moeilijk gaan, vrees ik. U hebt het lijk ontdekt. Het

gebeurde onder uw dak.'

Ze reageerde fel. Haar neusvleugels trilden. 'Ik ben niet verant-

woordelijk voor het gedrag van mijn bewoners. Ze gaan hun gang

maar.' Ze stak haar scherpe kin omhoog. 'Hebt u wel eens van

privacy gehoord?'

De Cock bedwong een scherpe opmerking over het koffiezetappa-

raat. Het had geen zin om de vrouw tegen zich in het harnas te

jagen. Hij had plotseling een paar moorden op zijn nek gekregen en

wilde die oplossen. Vriendelijk maar beslist nam hij haar hand van

de kruk en duwde haar verder de keuken in.

'Mevrouw Van Leeuwen...' sprak hij beminnelijk. 'Zo... eh,

heet u toch?'

'Dat weet u best.'

De Cock wees om zich heen.

'Ik bewaar niet zulke beste herinneringen aan deze keuken.'

Ze grijnsde met een scheve mond.

'Er was toen niets aan de hand.'

De Cock glimlachte verlegen.

'Ik... eh, ik weet van toen, dat u een gezellige woonkamer hebt,'

sprak hij ontwijkend. 'Zullen we ons gesprek daar voortzetten?'

Mevrouw Van Leeuwen keek hem even onderzoekend aan. Toen

21                                                             

gaf ze haar verzet op, draaide zich om en liep voor hem uit.

De Cock deed de keukendeur achter zich dicht en slenterde haar

na.

In het kamertje keek hij om zich heen. Er was niet veel veranderd.

Dezelfde prulletjes en fotolijstjes op de schoorsteenmantel, dezelf-

de pluchen fauteuils. Alleen wat kaler.

De Cock nam ongevraagd plaats en legde zijn hoedje op het

versleten tapijt.

'Hoelang was die jongen bij je in huis?'

Mevrouw Van Leeuwen sloeg haar vaalrode peignoir wat dichter

om zich heen en liet zich in de fauteuil tegenover de rechercheur

zakken.

De Cock wist dat ze achter in de veertig was. Voor haar leeftijd zag

ze er nog goed uit. De huid van haar gezicht was wat tanig, maar

het volle haar was nog natuurlijk zwart en haar benen waren

welgevormd. .. al staken ze in een paar afschuwelijke sloffen.

'Hoelang was die jongen al bij je in huis?' herhaalde hij.

'Een maand of acht.'

'Betaalde hij op tijd?'

'Dat deed zijn moeder.'

'Uit Heemstede.'

Ze knikte.

'Die stuurde elke maand een cheque. Ik heb ook haar telefoonnum-

mer. .. voor als er eens wat was.'

De Cock hield zijn hoofd scheef.

'Heb je haar al gebeld?'

Mevrouw Van Leeuwen schudde haar hoofd.

'Ik durf niet.' Ze sprak ineens zacht, bijna fluisterend. 'Ik moet je

eerlijk zeggen, dat ik gewoon de moed niet kan opbrengen. Zie je,

dat mens heeft al een zoon verloren.' Ze zweeg even; haar handen

rustten in haar schoot.

Plotseling stond ze op. Ze trok haar hoofd in haar nek en haar

peignoir viel open.

'Bovendien... wat moet ik hier met een jankend oud wijf.' Het

klonk rauw, bijtend. 'Ik heb al genoeg ellende aan mijn hoofd.'

De Cock streek nadenkend met zijn pink over de rug van zijn neus.

De plotselinge gemoedsverandering van de vrouw verbaasde hem

niet. Hij kende het gedrag van die vrouwen van middelbare leef-

tijd, die zich in het roerige wereldje van de Amsterdamse binnen-

22                                                            

stad probeerden staande te houden. Hij gunde haar de tijd om af te

reageren. .. om wat tot zichzelf te komen. In een verbitterde

protesthouding kon hij weinig vertrouwelijkheden van haar ver-

wachten. Hij trok in onbegrip zijn schouders op.

'Waarom zo hard, Mien,' vroeg hij na een poosje. 'Het is haar

kind.'

'Ik ben niet hard.'

De Cock keek haar bestraffend aan.

'Waarom gedraag je je dan als een feeks?'

Op haar gezicht kroop weer wat rood onder haar tanige huid.Ze

zwaaide heftig met beide handen.

'Heb jij wel eens een pension gerund? Moet jij telkens een gevecht

leveren voor iedere cent waar je recht op hebt? Oppassen dat ze

niet stiekem met hun koffertje pleite gaan?' Ze schudde haar

hoofd; een sarcastische trek om haar mond. 'Nee, vadertje Staat

zorgt er wel voor dat er elke maand keurig op tijd een girootje bij je

in de bus valt.'

De Cock keek haar enige ogenblikken aan, verontschuldigend, half

lachend. Hij hield de duim en wijsvinger van zijn rechterhand iets

uit elkaar en stak die omhoog. 'Zo'n klein girootje. Mijn vrouw

schreeuwt iedere maand dat ze er niet van rond kan komen.' Hij

registreerde een glimlach op haar gezicht. 'En met Erik Baveling

had je toch geen moeite... ik bedoel, financieel?'

'Nee.'

'Wat was het voor een jongen?'

Ze sloeg haar armen over elkaar en forceerde een koud rilling.

'Een zacht eitje. Begrijp je? Zo'n week geval. Niet echt lekker

pittig. Te zacht, te week, en volgens mij veel te beschermd opge-

voed. Zulke jongens moet je niet in een stad als Amsterdam

loslaten. Die maken brokken. Dat kan gewoon niet uitblijven.'

'Wat voor brokken?'

Ze trok haar neus iets op.

'Ach... ze hebben geen weerstand... ze raken verslaafd aan de

drugs, hebben op het laatst geen geld meer, moeten dan op het

dievenpad en daar zijn ze niet geschikt voor en dan worden ze

gepakt, vrijgelaten en weer gepakt, en weer gepakt...'

De Cock onderbrak haar.

'Je wist dus dat hij verslaafd was?'

Ze wees naar de telefoon aan de wand.

23                                                             

'Dat heeft zijn moeder mij verteld. Later kwam hij er ook zelf mee

op de proppen... hoe moeilijk hij het had gehad... hoe er tijden

waren dat hij er volkomen in had berust om eens aan de heroïne te

sterven.' Er gleed plotseling een glimlach van vertedering langs

haar mond. Het gaf aan haar gezicht een haast blijde expressie. 'Ik

vind het toch wel knap van hem, dat hij van zijn verslaving is

afgekomen. Daar is echt wel wat voor nodig. Hij studeerde ook

hard de laatste tijd.'

De Cock knikte instemmend.

'Heb je enig idee waarom iemand het nodig vond om hem voor

eeuwig te laten zwijgen?'

Mien van Leeuwen trok haar schouders op.

'Ik begrijp er niets van. Ik wilde ook eerst niet geloven dat hij dood

was. Toen ik zijn kamer binnenkwam, dacht ik dat hij sliep, zo

effen, in de fauteuil. Ik heb tegen hem staan schelden, omdat hij

koffie had gezet.' Ze schudde haar hoofd en beet op haar onderlip.

'Ik ben soms een gek wijf... giftig om kleinigheden. Ik zag de

dood niet, niet direct. Het heeft wel even geduurd voor ik begreep

dat die jongen was vermoord.'

'Waar zag je dat aan?'

'Wat?'

'Dat hij was vermoord?'

Ze hield haar hals iets omhoog en wees daarna met uitgestoken

wijsvingers. 'Ik zag die plekken in zijn nek. Ik ben toen hier naar

die telefoon aan de wand gerend en heb gebeld.lk was in paniek en

kwaad op mijzelf omdat ik tegen die arme jongen had staan

schelden. Toen kwam die collega van je, zo'n melkmuiltje nog, en

die wilde vragen stellen. Nou, daar stond mijn hoofd niet naar. Ik

heb hem gewoon mijn keuken uitgezwiept.'

'Dat was niet netjes.'

Ze maakte een vaag, verontschuldigend gebaartje.

'Die jonge rechercheurs zijn vaak zo arrogant, zo drukdoenerig. En

daar kan ik niet tegen.'

De Cock negeerde het onderwerp.

'Had Erik vijanden?'

Ze schudde traag haar hoofd.

'Niet dat ik zo weet. Ik heb daar nooit iets van gemerkt. .. zolang

hij bij mij woont. Ik weet uiteraard niet wat hij allemaal heeft

uitgespookt toen hij nog verslaafd was. Dan zijn ze tot alles in

24                                                            

staat; roof, moord, noem maar op.' Ze zuchtte diep. 'Ik ken hem

alleen als een rustige, vriendelijke jongen, die niemand een stro-

breed in de weg legde.'

'Onderhield hij nog relaties met mensen uit zijn vroegere drugs-

scene?'

Ze maakte een weifelend gebaartje.

'Alleen met Jean-Paul.'

De Cock kromp iets in elkaar. De naam geselde zijn rug.

'Jean-Paul?' herhaalde hij gespannen.

Ze knikte nadrukkelijk.

'Jean-Paul Stappert... hij woont hier boven. Zijn kamer grenst aan

die van Erik.'

De Cock drukte een brok uit zijn keel.

'Wij... eh, wij... eh,' aarzelde hij, 'wij hebben Jean-Paul Stap-

pert ruim een uur geleden aan de wallekant van de Keizersgracht

gevonden... vermoord.'

Verbijstering kroop over haar gezicht.

'Vermoord?' herhaalde ze ontzet.

De Cock knikte met een ernstig gezicht.

'Gewurgd ... net als Erik.'

Mevrouw Van Leeuwen staarde de oude rechercheur aan. Het

duurde even voor de waarheid tot haar doordrong. Toen viel haar

mond open en zakte ze langzaam ineen. Met grote, nietsziende

ogen gleed ze bewusteloos uit haar fauteuil.